Opfokken van kalveren met volwassen melkkoeien: voordelen en beperkingen

Nurses cows and their calves from experimental farm of INRA-Mirecourt (Mathilde Belluz).

Innovatieve kalveropfoksystemen op basis van het behoud van nauwe relaties tussen jonge en volwassen dieren krijgen meer en meer aandacht en worden in sommige landen steeds vaker geïmplementeerd. Ervaringen van landbouwers met deze opfoksystemen leren dat deze technieken gemakkelijk en op grote schaal kunnen toegepast worden. Om deze praktijken beter te karakteriseren en hun impact op de prestatie van de kalveren en de melkkoeien te kwantificeren, worden in 2 projecten, GraizyDaiSy en ProYoungStock (beiden gefinancierd vanuit het CORE Organic ERA-net), verschillende van deze systemen en hun impact op de bedrijfsvoering verder onderzocht.

Dierenwelzijn is een belangrijk aandachtspunt in de biologische landbouw die vereist dat de dieren voldoende kansen krijgen om hun natuurlijke gedrag te uiten. De opfok van jonge kalveren wordt hierbij meer en meer in vraag gesteld gezien de algemene praktijk op vele bedrijven nog vaak is dat kalveren kort na de geboorte van hun moeder gescheiden worden. In Frankrijk worden twee alternatieve methoden om een vroege scheiding te vermijden toegepast: kalf-moeder opfok of kalf-pleegkoe opfok.

Het doel van de studie is het karakteriseren van deze opfokpraktijken en het identificeren van voordelen en beperkingen vanuit het standpunt van de landbouwer. In het ProYoungStock project (gefinancierd binnen het CORE Organic ERA-net) werd een rondvraag bij ongeveer 100 melkveehouders uitgevoerd door studenten. Een complementair onderzoek op basis van uitgebreide interviews bij 20 biologische melkveehouders werd uitgevoerd binnen het GraizyDaiSy project (eveneens gefinancierd binnen het CORE Organic ERA-net) met als doel het beter begrijpen van de praktijken die toegepast worden en de percepties van veehouders rond dierengezondheid als ook –welzijn in relatie met hun toegepaste opfoksysteem te leren kennen.

Resultaten geven aan dat er drie belangrijke praktijken onderscheiden worden: (1) de kalveren worden uitsluitend opgefokt samen met de (moeder)koe tot ze verkocht worden of gespeend worden ter vervanging van de melkkoeien, (2) de kalveren worden opgefokt samen met de (moeder)koe en vervolgens kunstmatig gevoed met melk totdat ze verkocht of gespeend worden (3) de kalveren worden opgefokt met hun moeder(koe) en vervolgens gevoed door een pleegkoe totdat ze verkocht of gespeend worden. Pleegkoeien voeden gewoonlijk twee tot drie kalveren en worden buiten op weiden gehouden. In deze situaties worden de kalveren gespeend op een leeftijd variërend tussen 4 tot 9 maanden. Adoptie door de pleegkoe is het belangrijkste punt dat het succes of de mislukking van het pleegkoe-kalf opfoksysteem bepaalt. Pleegkoeien worden meestal gekozen onder de koeien aan het eind van hun lactatieperiode of onder degenen die subklinische mastitis vertonen of die problemen geven bij het melken. Regelmatige controle en contact zijn nodig om het verwilderen van de kalveren te voorkomen. Een groot probleem in kalf-koe veehouderijsystemen is de scheiding. Gemiddeld bleven zowel koe als kalf 2,4 dagen loeien.

Melkveehouders passen deze praktijken toe voor een grote verscheidenheid van redenen: meestal verbetering van diergezondheid of arbeidsomstandigheden, vermindering van de arbeidstijd of werkingskosten. Ongeacht de techniek die toegepast wordt, beschouwen de landbouwers dat de gezondheid en het welzijn van de kalveren verbeterd is in vergelijking met hun artificiële voedersystemen dat ze ervoor gebruikten en 80 procent van de ondervraagde melkveehouders vermelden een afname in frequentie in het optreden van kalverdiarree.

Alternatieve opfoksystemen ipv artificiële voedertechnieken winnen steeds meer aan belangstelling in landen zoals Frankrijk. Meer onderzoek is echter noodzakelijk om deze praktijken beter te karakteriseren en hun impact op de prestatie van de kalveren en de melkkoeien te kwantificeren.

Meer informatie:

GraizyDaisy en ProYoungStock ontvangen financiële steun van financieringsorganisaties binnen het H2020 ERA-net project, CORE Organic Cofund, en cofinanciering van de Europese Commissie.

Auteur:

  • Florence Hellec, INRA ASTER, Florence.hellec@inra.fr
  • Audrey Michaud, VetAgroSup, Université Clermont Auvergne, INRA VetAgro Sup, UMR Herbivores F63122 Saint Genès Champanelle, France.

Bron:

Meer informatie over andere projecten binnen het CORE Organic ERA-net: