Ritnaalden: meten, weten en voorspellen
Ritnaalden tasten meerdere teelten aan en zijn een complex probleem. In 2015 startte een uitgebreide monitoring in Vlaanderen als onderdeel van het vierjarig project ‘Sectorbrede geïntegreerde beheersing van ritnaalden'. Heb je zelf ook schade ervaren en wil je meer weten over de ritnaalden op jouw percelen? Lees in dit artikel hoe we het onderzoek aanpakken en welke oplossingen we beogen.
Een plaagcomplex
Ritnaalden behoren tot de familie van de kniptorren waarvan er meerdere soorten en geslachten bestaan. Enkele hiervan leven op akkers en tasten hierbij gewassen aan. Welke de belangrijkste schadelijke soorten zijn, is al in heel wat Europese landen onderzocht maar nog niet in Vlaanderen. In een CCBT-project rond bodemplagen (2013 - 2014) startte Inagro met verkennend onderzoek. Hieruit bleek dat voor een goede soortinventarisatie een monitoring op grotere schaal met de inbreng van specifieke insectendeskundigen noodzakelijk is. Onze eerste resultaten konden wel al bevestigen dat ook in onze Vlaamse akkers meerdere schadelijke soorten ritnaalden voorkomen. In dat geval spreekt men van "plaagcomplex". Verder weten we dat deze soorten niet één, maar meerdere jaren in de grond kunnen verblijven als larve. Hun lange ontwikkelingsduur in de bodem is voor elke soort verschillend en varieert bovendien sterk naargelang de perceelsomstandigheden. Dat maakt het ritnaaldenprobleem nog complexer.
Opstart monitornetwerk in 2015
Voorjaar 2015 startte het vierjarige onderzoeksproject ‘Sectorbrede geïntegreerde beheersing van ritnaalden’. Een eerste realisatie was de opstart van een monitoringscampagne voor ritnaalden op Vlaamse praktijkpercelen. De Nationale Proeftuin voor Witloof, Inagro en de Hooibeekhoeve voerden veldbemonsteringen uit op een 50-tal probleempercelen over heel Vlaanderen. Daarbij verzamelden we zowel de larven of ritnaalden in de grond als de volwassen kevers of kniptorren. De ritnaalden worden gelokt in vallen met kiemende tarwe- en maïszaden. De kniptorren verplaatsen zich al lopend, klimmend of vliegend en kunnen gevangen worden in potvallen die worden ingegraven. Om nog efficiënter de gekende schadelijke soorten kniptorren te vangen, worden specifieke geurstoffen of feromonen toegevoegd aan de vallen.
De vangsten in 2015 leverden in totaal 8200 kniptorren op, afkomstig van 8 soorten. Uit literatuur weten we dat niet al die kniptorsoorten ritnaalden voortbrengen die schadelijk zijn voor gewassen.
Identificatie van ritnaalden
Het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) staat als vierde projectpartner in voor de identificatie van alle ritnaald- en kniptorvangsten. Dat gebeurt zowel morfologisch als met behulp van moleculaire technieken. De morfologische identificatie, op basis van uiterlijke (lees 'met de microscoop zichtbare') kenmerken van het insect is intensief specialistenwerk. Bovendien zijn aanvullende moleculaire analysetechnieken nodig om ook in het larve stadium (=de ritnaalden) de specifieke soort te kunnen bepalen. Daarbij gaat de onderzoeker een stukje DNA van het insect analyseren met behulp van specifieke apparatuur. ILVO beschikt daarvoor over de nodige expertise en infrastructuur.
De eerste resultaten geven aan dat voornamelijk soorten van het geslacht Agriotes voorkomen. De meeste schadelijke soorten die in Europa worden vastgesteld, behoren tot dat geslacht. Daarnaast zijn nog twee andere geslachten geïdentificeerd, waarvan het schadelijke karakter nog onbekend is. Verder onderzoek zal daarin meer duidelijkheid brengen. De vangsten van 2015 worden nog verder geanalyseerd. Vanaf dit voorjaar start een nieuwe bemonsteringscampagne van kniptorren en ritnaalden.
Schaderisico voorspellen
Het doel van deze brede, meerjarige monitoring is niet alleen de schadelijke soorten ritnaalden in kaart te brengen. Van elke soort willen we ook weten wanneer ze het meest actief zijn. Piekvangsten van kniptorren wijzen op de periode waarin ze paren en eitjes afleggen. Voor de ritnaalden zelf is het van cruciaal belang te weten wanneer en bij welke omstandigheden ze vreten aan onze gewassen. We weten bv. dat ritnaalden onder warme en droge bodemomstandigheden dieper in de grond vertoeven maar vanaf welke vochttoestand en temperatuur ze dit doen, is niet voor elke soort gekend. Als we dit kunnen bepalen, kunnen we ook gaan voorspellen wanneer ritnaalden op het veld actief zullen zijn. Naast een betere kennis over de activiteit van de ritnaalden, beogen we met het project tevens meer inzicht te krijgen in de risicofactoren voor schade op een perceel. Een analyse van al onze vangsten in relatie tot de gemeten schade in teelten en een reeks van perceelsgegevens zal ons hier een eerste, betere kijk op geven. Perceelsfactoren zoals de teelthistoriek, het bodemtype en de bodembewerkingen bepalen mede de dichtheid van ritnaalden op een perceel. Dat dergelijke factoren een impact hebben op het schaderisico is al gekend, maar verder onderzoek naar de impact van elk van deze factoren is nodig. De projectgroep maakt hier verder werk van. Het finale doel is een applicatie te ontwikkelen waarmee de landbouwer het risico op schade door ritnaalden op een bepaald perceel kan inschatten.
Wat te doen bij risico op schade?
Een teler wil uiteraard vooral weten welke maatregelen hij kan nemen in het geval een teelt risico loopt op schade door ritnaalden. Ook daarvoor wil het project de nodige kennis bijbrengen. Inagro zal samen met de projectpartners onder meer uitzoeken welke nieuwe biologische controlemethoden potentieel bieden. Daarnaast staan ook proeven met (nieuwe) chemische middelen op het programma. De eerste veldproeven zullen dit voorjaar worden aangelegd. Een betere kennis over de ritnaalden zelf - het soortencomplex, hun bewegingen in de bodem en hun levenscyclus - is primordiaal in het project. Die hebben we nodig om uiteindelijk te leren wanneer en waar we best maatregelen nemen tegen ritnaalden en welke het meest doeltreffend zijn. De laatste stap in het project is de integratie van al die fundamenten in een IPM-adviessysteem. Dit zal ontwikkeld worden tegen 2018.
Contactpersonen:
- Christel Van Ceulebroeck (projectcoördinator), Nationale Proeftuin voor Witloof
Christel.vanceulebroeck@vlaamsbrabant.be of 016/21 37 57 - Femke Temmerman, Inagro - afdeling biologische productie
femke.temmerman@inagro.be of 051/27 32 53 - Veerle De Blauwer, Inagro - afdeling akkerbouw
veerle.deblauwer@inagro.be of 051/27 32 43 - Nick Rutten, Hooibeekhoeve
nick.rutten@provincieantwerpen.be of 014/85 27 07
LA-traject ‘Sectorbrede geïntegreerde beheersing van ritnaalden’ (2015 - 2018) met financiële steun van VLAIO, Vlaanderen, Boerenbond, AVEVE Group, ABS, Bayer CropScience, Belchim Crop protection, Belgapom, Biobest, Certis, Colruyt, Fedagrim, Innoseeds, Joordens Zaden, Pherobank, Pireco, Sanac, Storms Seeds, Synagra, Syngenta en de producenten.
Bron: CCBT, biopraktijk