Zes CCBT-projecten voor praktijkgericht onderzoek afgerond

In 2014-2015 werden opnieuw zes CCBT-projecten uitgevoerd door de bio-praktijkcentra, op vraag van de biologische telers. Zowel meer onderzoeksgerichte projecten als echte praktijkprojecten kwamen aan bod. Intussen zijn de rapporten en de samenvattende artikels beschikbaar (klik op de titels voor meer info):

Optimalisatie bemesting in de biologische kleinfruitteelt

Informatie over de specifieke bemestingsbehoeften van (biologisch) kleinfruit is beperkt. Er is een groot assortiment aan teelten en er zijn verschillende teeltwijzen. Ook de bemesting op de bedrijven gebeurt zeer verschillend. Een eerste doelstelling van dit project was om correct om te gaan met bemestingsadviezen. Er werd voor een éénjarige bemestingsproef de invloed van verschillende bemestingsregimes op gewasontwikkeling en opbrengst van herfstframboos bepaald. Ook werd het verband tussen de nutriëntenvoorraad in bodem, blad en plantsap aan de hand van verschillende analyses onderzocht. Na het eerste jaar bleek het ook interessant om in het  project de mogelijkheden van maaimeststoffen in de kleinfruitteelt verder te bekijken. En tot slot werd een uitgebreide literatuurstudie geschreven over de bemesting van bio kleinfruit.

Klaver troef! Over klavermoeheid en goed (gras)klaverbeheer

Het doel van dit project was het ontwikkelen van een goed klaverbeheer met het oog op de preventie van klavermoeheid en een aangepaste bemesting van grasklaver. Belangrijk hierbij was rekening te houden met de teelttechnische en bedrijfseconomische haalbaarheid voor Vlaamse biologische bedrijven. In een eerste luik werd een aangepaste bemestingsstrategie met speciale aandacht voor zwavelbemesting uitgetest onder praktijkomstandigheden. In een tweede luik werd gezocht naar mogelijke oorzaken van klavermoeheid in Vlaanderen en werd samen met telers nagedacht over mogelijke oplossingspistes. Op 15 biologische grasklaverpercelen verspreid over zes veebedrijven werd het nutriëntengehalte in de bodem en de grasklaver nagegaan. Daarnaast werden ook plantparasitaire aaltjes in bodem en de wortels van klaver bepaald. Op 1 perceel werden een aantal oplossingen uitgetest zoals mycorrhizaepreparaten en het effect van onderzaai van Japanse haver. 

Kansen voor het sluiten van kringlopen op bedrijfs- en regionaal niveau in de biologische leghennenhouderij en akkerbouw

Biologische landbouw streeft naar het sluiten van kringlopen op regionaal en bedrijfsniveau. Voor pluimvee moet 20% van het veevoeder afkomstig zijn van het eigen landbouwbedrijf of van een landbouwbedrijf uit de regio. Vlaamse biologische leghennenbedrijven hebben, naast de vrije uitloop, meestal geen extra ruimte die kan dienen voor het telen van voedergewassen of het plaatsen van de mest. Om te kunnen voldoen aan de regionaliteitsvoorwaarde moeten zij op zoek naar regionale samenwerking om kringlopen te sluiten. Deze studie geeft een samenvatting van de mogelijkheden voor akkerbouwers en pIuimveehouders die geïnteresseerd zijn om zelf gewassen te telen of te verwerken die passen in een pluimveerantsoen . Voor verschillende componenten van het voeder (granen, peulvruchten en oliehoudende gewassen) werden teeltfiches opgemaakt.  Daarnaast werden in samenwerking met ILVO een aantal voorbeeldrantsoenen samengesteld.

Effecten van bodembeheer en bemesting op de bodemmicrobiologie – Zoektocht naar een eenvoudige indicator voor bodemkwaliteit

De Rusch-test is een relatief goedkope en eenvoudige microbiologische test die werd ontwikkeld door dokter en wetenschapper Hans Peter Rusch uit Duitsland, maar tot hiertoe weinig toepassing gekend heeft. De doelstelling van dit project was na te gaan of de Rusch-test kan dienen als indicator voor een goede bodemkwaliteit en of deze eenvoudige test, voor de teler interessante info kan opleveren in verband met de gevolgde of te volgen teeltpraktijk. Hiervoor werd in het eerste luik van het project, op verschillende biologische percelen in Vlaanderen, gedurende twee jaren, de bodemmicrobiologie door middel van drie verschillende methodes bepaald (Rusch, PLFA en DGGE). Naast het analyseren van de bodemmicrobiologie, werden tijdens het eerste jaar ook een aantal chemische indicatoren voor de bodemkwaliteit bepaald. Vervolgens werden een aantal kennisuitwisselingsmomenten georganiseerd over deze verschillende methodes en over de relaties tussen het microbieel leven in de bodem en het bodembeheer in de praktijk.

Biologische groenteteelt: klein maar professioneel: netwerkdag én teeltkalender

‘Kleine’ tuinbouwbedrijven maken naar schatting één vierde uit van het totaal aantal Vlaamse biologische landbouwbedrijven. De CSA-beweging zorgt op dit moment voor een belangrijke nieuwe instroom. De voorbije jaren zien we binnen deze groep bedrijven een sterke professionalisering. Op twee manieren hebben we hen in dit project ondersteund:

  1. Om de klanten gedurende het volledige seizoen of jaarrond een divers aanbod groenten van het eigen bedrijf te kunnen brengen is een doorgedreven teeltplanning vereist, waarbij vaak tunnels en open teelt gecombineerd worden. Met de ontwikkelde digitale zaai-, plant- en oogstkalender (www.biopraktijk.be/teeltkalender) kunnen bedrijven makkelijker een teeltplan opstellen of de teeltplanning nauwkeuriger aansturen.
  2. Het gediversifieerde teeltplan vraagt om een specifieke bedrijfsvoering en accommodatie die steeds minder vindbaar is in de ‘gangbare’ tuinbouwwereld. Met de netwerkdag op 9 september 2014 boden we de sector een forum om kennis te maken met passende mechanisatie en accommodatie en om ervaringen onderling uit te wisselen. Dankzij het samenvattend filmpje en de verslaggeving blijft de informatie van de themadag ook nadien beschikbaar.

Vergelijking van verschillende types van bemesting in een biologische fruitaanplanting van Conference

Tot op heden is er zowel in binnen- als buitenland heel weinig aandacht besteed aan het op punt stellen van de bemesting binnen de biologische perenteelt. Wanneer men enkel werkt met snelwerkende meststoffen als bloedmeel geeft men enkel N. Maar ook K is belangrijk. Daarom bekijkt Pcfruit wat de mogelijkheden zijn van drijfmest, digestaat, stalmest, …  Naast de voeding geven deze elementen bovendien nog een zekere hoeveelheid organisch materiaal, wat zeker belangrijk is naar bodemstructuur en bodemleven. De vraag is echter of deze tragere meststoffen wel voldoende N leveren aan het begin van het seizoen. Om dit te ondervangen werd bij één object gebruik gemaakt van humuszuren om de mineralisatie en de opname te vergroten.

Meer info?
Carmen Landuyt, CCBT
carmen.landuyt@ccbt.be
TEL +32 (0)9 331 60 85